“We hebben ze verschrikkelijk in de steek gelaten.”

In de vensterbank bij Teus Ooms staat een mooie foto van een matroos die zijn uniform met zichtbare trots draagt. Je herkent hem er onmiddellijk in, hoewel er toch zo’n zestig jaar tussen zit. Het zegt iets over de vitaliteit van deze veteraan.

Varen zit in zijn bloed, hij komt uit een geslacht van walvisvaarders. In zijn werkzame leven reisde hij de hele wereld over om schepen te repareren en te onderhouden.

Geen wonder dat hij in zijn sas was toen hij in november 1961 voor zijn dienstplicht bij de Koninklijke Marine werd ingedeeld. Hij was nog maar net rekruut af, of hij werd aangewezen om naar Nieuw-Guinea te worden uitgezonden. In maart 1962 vertrok hij van Schiphol om na een eindeloze vliegreis in Biak aan te komen. Daar werd de kersverse matroos Ooms weinig tijd gegund om te acclimatiseren. De volgende dag al werd hij gestationeerd op het fregat Hr. Ms. Kortenaer. Met 150 man op een schip, een totaal nieuwe en onbekende wereld. “De eerste avond toen ik net in mijn bed lag, ging het alarm af. Ik wist niet wat me overkwam. Ik ben maar achter de anderen aangedraafd.”

Torpedoboten

De Kortenaer had tot taak om tijdens de patrouillediensten rond de kusten van Nieuw-Guinea de Indonesische infiltraties te beteugelen. Teus werd belast met het onderhoud van de torpedo’s en de dieptebommen. “We voeren altijd geblindeerd en iedere keer als er Indonesiche MTB’s (Motortorpedoboten) in de buurt kwamen, werden de wapens naar boven getakeld en gereed gemaakt voor beschietingen. Een paar maanden voordat ik aan boord kwam was de Kortenaer betrokken geweest bij een gevecht met drie Indonesische torpedoboten, maar ik heb zoiets niet meegemaakt. Als de Indonesiërs ons in de gaten kregen, gingen ze er met hun veel snellere schepen gauw vandoor.” Teus Ooms vertelt het allemaal met een kalme nuchterheid, maar het betekent niet dat hij de spanning van de oorlog niet gevoeld heeft. Grote indruk maakte het vervoer van opgegraven gesneuvelde Nederlandse soldaten op hem. “Dan moet je wachtlopen, terwijl er vijfentwintig kisten op het dek staan. Daar denk ik nog veel aan, dat doet zeer, hoor.”

Papoea’s

Hoe primitief de leefomstandigheden aan boord ook waren, de sfeer was goed. “In één woord geweldig,”, zegt Ooms. “Ik was een van de drie dienstplichtigen tussen het beroepspersoneel, maar de verhoudingen waren uitstekend. Ik heb daar geleerd wat het betekent om voor elkaar op te komen.” Teus had de uitzending voor geen goud willen missen. Zijn enige spijtgevoel betreft de Papoea’s. “We hebben ze verschrikkelijk in de steek gelaten.”

Na negen maanden zat zijn uitzending er op. Nieuw-Guinea was inmiddels overgedragen aan Indonesië, de Nederlanders hadden er niets meer te zoeken. Op 23 oktober 1962 vertrok de Kortenaer naar Nederland. In Den Helder stonden zijn verloofde en zijn ouders op de kade. De Kortenaer had zijn dienstplicht erop zitten en werd verkocht voor de sloop. Teus Ooms, een ervaring rijker, kon beginnen aan de rest van zijn leven.

Huib Neven