Met de Koninklijke Marine naar Nieuw-Guinea
Veteraan Snijders: “Ik hou wel van avontuur”
“Ik heb daar in Nieuw-Guinea een heel mooie tijd gehad,” zegt veteraan Henk Snijders (1942), “echt waar, een fijne tijd.”
Je gelooft het direct als je zijn fotoboek doorbladert. In zondagstenue aan de wal, in korte broek op het strand. Aan boord een vrolijke boel. De een had een hondje, de ander een kip met kuikens, de machinist een kaketoe, hijzelf een papagaai.
Maar vergis je niet. Snijders is een laconieke man die niet gauw ergens mee zit. Hij heeft de neiging om heftige gebeurtenissen te relativeren en de mooie dingen vast te houden.
Uitzendingen waren niet zonder gevaar
Deze veteraan kwam op zijn 12e met zijn ouders uit Hardenberg naar Krimpen aan den IJssel. Op zijn 14e ging hij naar de leerschool van Van der Giessen, waar zijn vader ook werkte. Voordat hij de bouw inging was daar de militaire dienstplicht. Hij vond de Koninklijke Marine een prima plek. In maart 1962 kreeg hij te horen dat hij naar Nieuw-Guinea moest. Hij wist dat zo’n uitzending niet zonder gevaar was. Het was de tijd dat Indonesië gewapende infiltranten met parachutes en motortorpedoboten aan land zette. Een van die boten werd door de Nederlandse Marine tot zinken gebracht. Maar het schrikte Henk Snijders niet af. “Ik hou wel van avontuur.”
Een infiltratie van 20 man
Hij werd geplaatst op de Hr. Ms. Utrecht, een onderzeebootjager. “Het leven aan boord was goed,” zegt Henk. “Ik was matroos en zat vaak aan het roer. Veel verven ook. Op een plankje buitenboord. Als de barracuda’s voorbij zwommen moest je je voeten optrekken.”
En dan vertelt Snijders tussen neus en lippen door dat ze tijdens een van hun patrouilles een prauw met 20 infiltranten hadden aangehouden. Op een foto in zijn fotoboek staan ze met de handen in de nek aan boord. “We moesten zeilen spannen om ze te beschermen tegen de brandende zon.” Nee, bang was hij niet.
Een dode en een gewonde
Later werd matroos Snijders overgeplaatst naar een landingsvaartuig. “Wij voeren daarmee het strand op en zetten de mariniers af die op zoek gingen naar de ‘ploppers’, zoals de infiltranten werden genoemd. O ja, op een dag kwamen de mariniers terug bij ons aan boord met een dode en een gewonde soldaat. Gelijk daarna voerden de vliegtuigen bombardementen uit.” Henk kijkt even stil voor zich uit. “Nee, een plezierreisje is anders.”
Het einde van een koloniaal tijdperk
Inmiddels was het augustus geworden. Indonesië en Nederland ondertekenden een akkoord waarin de soevereiniteit van Nieuw-Guinea zou worden overgedragen.
“Voor ons was het afgelopen,” vertelt Henk. Hij laat een foto zien met zijn landingsvaartuig vol hout. “Daarvan moesten de kisten voor de repatriëring worden gemaakt.” Nog een foto van het landingsvaartuig, maar nu vol met auto’s, scooters, wapens, munitie. “Buiten het rif ging de klep naar beneden en alles werd in zee gedumpt. Daarna kwamen de blauwhelmen van de Verenigde Naties die de zaak van ons overnamen.”
Ziehier het ontluisterende einde van een koloniaal tijdperk.
Huib Neven