“Kapotte schoenen, met je blote handen aan het staal”

Veteraan Jaap de Jonge straalt rust uit. In doordachte bewoordingen vertelt hij zijn verhaal. Met veel kennis van zaken. Nog altijd leest hij alles over de oorlog in Nederlands-Indië.

Razzia

Hij werd in 1926 in Rotterdam geboren, was dus dertien toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak. In november 1944 werd hij samen met zijn broer opgepakt bij een razzia. “De wijk werd omsingeld. Er was geen ontkomen aan. In een lange rij lopend naar Delft. Het was donker, het regende, een lugubere tocht.”  De volgende dag werden ze in goederenwagons gepropt en in zes lange dagen naar München vervoerd. “We moesten gelijk aan het werk. Puin ruimen bij de BMW-fabrieken. Vorst, sneeuw, kapotte schoenen, met je blote handen aan het koude staal, luchtalarm, angst…” De Jonge weet met schaarse maar treffende woorden de bittere ellende van de tewerkstelling op te roepen.

Dagboek

En toen moest Indië nog komen. De Jonge bracht er drie jaar van zijn jonge leven door. Dagelijks noteerde hij in zakelijke bewoordingen zijn ervaringen. Het geeft een indrukwekkende inkijk in het leven van een militair die ver van huis zijn land diende. Een willekeurige greep uit zijn ‘dagboek’:

  • 4 november 1947: wapens schoonmaken, ’s avonds 6 uur op wacht; in de voornacht erg donker en veel regen, wind en kou; 4e cie 1 dode.
  • 22 december 1947: ’s ochtend om 8 uur op wegbeveiliging, 12 uur terug, ’s avonds bridgen.
  • 29 januari 1949: carrier op mijn, ’s middags 3.30 uur 1e cie ophalen, op terugweg vuurgevecht, 1 gewonde, 1 koelie dood en 2 koelies gewond.

En dat elke dag, drie jaar lang. Een volstrekt uniek document.

Achterom kijken

Veteraan De Jonge over deze uitzending: “Ik meldde me in december 1945 als vrijwilliger voor uitzending naar Indië. Ik wilde meehelpen om daar het gezag te herstellen.” Op 20 juni arriveerde hij met het vrachtschip Sloterdijk in Tandjok Priok, om uiteindelijk in de buurt van Bandoeng bij het 1.4 Regiment Infanterie terecht te komen.

“Op 29 juni liepen we onze eerste patrouille.” Als je het niet hebt meegemaakt, kun je je niet voorstellen hoe ingrijpend en zenuwslopend die patrouilles waren. “Je trok er met kaart en kompas met een peloton van dertig man op uit. Twee verkenners voorop, honderd meter erachter liepen wij. De achterste moest altijd achterom kijken. Je kon een boer tegenkomen die vriendelijk groette, maar als je voorbij was begon te schieten. Er konden sluipschutters in de bomen zitten. Nog jaren daarna heb ik, als ik in een bos wandelde, steeds achterom gekeken.”

Talloze beschietingen en gevechtshandelingen heeft onze veteraan meegemaakt.

Wat de diepste indruk was? “De dood van een vriend,” zegt De Jonge zonder nadenken. Hij is even stil en voegt er dan zacht aan toe: “mijn slapie. Ik heb nog steeds zijn sigarettenpijpje”.

In juni 1949 repatrieerde korporaal De Jonge. “Ik had het niet willen missen. Maar het doet nog pijn dat we behalve een paar centen geen enkele waardering hebben gekregen.”

Huib Neven